Stadsgenese Culemborg

Culemborg is een voorbeeld van een stad in het rivierengebied. De stad is ontstaan op een oeverwal, en heeft zich later uitgebreid over
Historische ontwikkeling van Culemborg
Een smalle noord-zuidgeoriënteerde zandrug van ca. 500-700 m breed. Hij ligt ca. 1,5 meter hoger ligt dan de omgeving. In buitenplaatsen op strandwal zijn opgestoven lage duinen herkenbaar. Ze zijn maximaal 3 meter hoog. Waar de stad bezit heeft genomen van de strandwal is het reliëf afgevlakt. In het oude centrumgebied lijkt het maaiveld juist iets verhoogd door de eeuwenlange bebouwingsactiviteiten. Het vrijkomende zand van strandwallen is gebruikt voor stadsuitbreiding. Ophoogmateriaal van jongere gebieden ten oosten van het Spaarne is afkomstig uit meren en watergangen ten oosten en zuidoosten van de stad.
De strandvlaktenstrekken zich uit aan weerzijden van de strandwal. Oorspronkelijk waren dit lagere delen en meren die achter de duinen lagen. Op het zand ligt vaak veen (oude vegetatieresten) en soms, als gevolg van inbraken van de zee, een laagje klei.
Ten westen van de stad ligt de strandvlakte ingeklemd tussen de strandwal en het duinmassief. De bodem bestaat hier zeezand met lokaal dunne veen- en moerige lagen. Aan de oostzijde van de strandwal is de strandvlakte vrijwel geheel bedekt met veen (max 1-2 meter). Een smalle uitloper van het strandwalsysteem steekt plaatselijk door de veenlaag op de strandvlakte heen. Dit zijn oostelijk gelegen oudere strandwallen (In Waarderpolder en Zuiderpolder), nog verder oostelijk ligt buiten Haarlem de oudste strandwal van dit gebied (Strandwal van Spaarnwoude, 5200 BP). De duinen aan de westzijde van Haarlem reiken tot ca.30 meter hoogte
Het veenweidegebied bestaat uit uitgestrekte graslanden op veengrond. Het veenweidegebied is vanaf de 10e eeuw na Chr. in cultuur gebracht. In oorspronkelijk hooggelegen veenkussens die ver boven het zeeniveau uitstaken, werden slotenstelsels aangelegd die vrij konden afwateren op de veenstroompjes en rivieren. Aanvankelijke waren de ontgonnen veengronden in gebruik als bouwland. Door ontwatering en oxidatie daalde het veen en kwam het maaiveld uiteindelijk beneden het peil van de rivieren te liggen en veranderde het landgebruik noodgedwongen in grasland. Vanaf dat moment werden de veengebieden met kaden en dijken beschermd en als polder ingericht en beheerd. Het maaiveld van het veenweidegebied ligt, afhankelijk van waar men zich bevindt, op circa +1 tot -2 m. t.o.v. NAP
In de uiterste noordoosthoek ligt klei op de strandvlakte en/of oudere mariene afzettingen. De klei heeft een diepte van maximaal enkele decimeters.
Het Spaarne vormde oorspronkelijk een verbinding tussen het Haarlemmermeer en het IJ. In de 13e eeuw werd bij de uitmonding op het IJ een dam met spuisluizen in het Spaarne gelegd als onderdeel van de Spaarndammerdijk. Na het droogmaken van de Haarlemmermeer (1852) is het Spaarne een zijarm geworden van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder
Droogmakerijen zijn bekend vanwege hun sterk rationele en symmetrische blokverkaveling. De droogmakerij Haarlemmermeer is een drooggelegd meer in het veen, ontstaan door golfafslag van veen in de turfwinninggebieden van de Haarlemmers. De toenemende grootte van het meer vormde op den duur een bedreiging voor de Middeleeuwse bewoners van de aangrenzende veengebieden. Het maaiveld van de Haarlemmermeer ligt op circa 5 m onder NAP. De bodem van de Haarlemmermeer bestaat uit oude zeeafzettingen van klei en zand. Langs de randen komen bodems met restanten van verslagen veen en bagger voor. Er zijn diverse dorpjes uit het veengebied door erosie verdwenen in het Haarlemmermeer.
Culemborg is een voorbeeld van een stad in het rivierengebied. De stad is ontstaan op een oeverwal, en heeft zich later uitgebreid over .
Historische ontwikkeling van Culemborg
Een smalle noord-zuidgeoriënteerde zandrug van ca. 500-700 m breed. Hij ligt ca. 1,5 meter hoger ligt dan de omgeving. In buitenplaatsen op strandwal zijn opgestoven lage duinen herkenbaar. Ze zijn maximaal 3 meter hoog. Waar de stad bezit heeft genomen van de strandwal is het reliëf afgevlakt. In het oude centrumgebied lijkt het maaiveld juist iets verhoogd door de eeuwenlange bebouwingsactiviteiten. Het vrijkomende zand van strandwallen is gebruikt voor stadsuitbreiding. Ophoogmateriaal van jongere gebieden ten oosten van het Spaarne is afkomstig uit meren en watergangen ten oosten en zuidoosten van de stad.
De strandvlaktenstrekken zich uit aan weerzijden van de strandwal. Oorspronkelijk waren dit lagere delen en meren die achter de duinen lagen. Op het zand ligt vaak veen (oude vegetatieresten) en soms, als gevolg van inbraken van de zee, een laagje klei.
Ten westen van de stad ligt de strandvlakte ingeklemd tussen de strandwal en het duinmassief. De bodem bestaat hier zeezand met lokaal dunne veen- en moerige lagen. Aan de oostzijde van de strandwal is de strandvlakte vrijwel geheel bedekt met veen (max 1-2 meter). Een smalle uitloper van het strandwalsysteem steekt plaatselijk door de veenlaag op de strandvlakte heen. Dit zijn oostelijk gelegen oudere strandwallen (In Waarderpolder en Zuiderpolder), nog verder oostelijk ligt buiten Haarlem de oudste strandwal van dit gebied (Strandwal van Spaarnwoude, 5200 BP). De duinen aan de westzijde van Haarlem reiken tot ca.30 meter hoogte
Het veenweidegebied bestaat uit uitgestrekte graslanden op veengrond. Het veenweidegebied is vanaf de 10e eeuw na Chr. in cultuur gebracht. In oorspronkelijk hooggelegen veenkussens die ver boven het zeeniveau uitstaken, werden slotenstelsels aangelegd die vrij konden afwateren op de veenstroompjes en rivieren. Aanvankelijke waren de ontgonnen veengronden in gebruik als bouwland. Door ontwatering en oxidatie daalde het veen en kwam het maaiveld uiteindelijk beneden het peil van de rivieren te liggen en veranderde het landgebruik noodgedwongen in grasland. Vanaf dat moment werden de veengebieden met kaden en dijken beschermd en als polder ingericht en beheerd. Het maaiveld van het veenweidegebied ligt, afhankelijk van waar men zich bevindt, op circa +1 tot -2 m. t.o.v. NAP
In de uiterste noordoosthoek ligt klei op de strandvlakte en/of oudere mariene afzettingen. De klei heeft een diepte van maximaal enkele decimeters.
Het Spaarne vormde oorspronkelijk een verbinding tussen het Haarlemmermeer en het IJ. In de 13e eeuw werd bij de uitmonding op het IJ een dam met spuisluizen in het Spaarne gelegd als onderdeel van de Spaarndammerdijk. Na het droogmaken van de Haarlemmermeer (1852) is het Spaarne een zijarm geworden van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder
Droogmakerijen zijn bekend vanwege hun sterk rationele en symmetrische blokverkaveling. De droogmakerij Haarlemmermeer is een drooggelegd meer in het veen, ontstaan door golfafslag van veen in de turfwinninggebieden van de Haarlemmers. De toenemende grootte van het meer vormde op den duur een bedreiging voor de Middeleeuwse bewoners van de aangrenzende veengebieden. Het maaiveld van de Haarlemmermeer ligt op circa 5 m onder NAP. De bodem van de Haarlemmermeer bestaat uit oude zeeafzettingen van klei en zand. Langs de randen komen bodems met restanten van verslagen veen en bagger voor. Er zijn diverse dorpjes uit het veengebied door erosie verdwenen in het Haarlemmermeer.
Culemborg Stad en de bovengrond
Een smalle noord-zuidgeoriënteerde zandrug van ca. 500-700 m breed. Hij ligt ca. 1,5 meter hoger ligt dan de omgeving. In buitenplaatsen op strandwal zijn opgestoven lage duinen herkenbaar. Ze zijn maximaal 3 meter hoog. Waar de stad bezit heeft genomen van de strandwal is het reliëf afgevlakt. In het oude centrumgebied lijkt het maaiveld juist iets verhoogd door de eeuwenlange bebouwingsactiviteiten. Het vrijkomende zand van strandwallen is gebruikt voor stadsuitbreiding. Ophoogmateriaal van jongere gebieden ten oosten van het Spaarne is afkomstig uit meren en watergangen ten oosten en zuidoosten van de stad.
De strandvlaktenstrekken zich uit aan weerzijden van de strandwal. Oorspronkelijk waren dit lagere delen en meren die achter de duinen lagen. Op het zand ligt vaak veen (oude vegetatieresten) en soms, als gevolg van inbraken van de zee, een laagje klei.
Ten westen van de stad ligt de strandvlakte ingeklemd tussen de strandwal en het duinmassief. De bodem bestaat hier zeezand met lokaal dunne veen- en moerige lagen. Aan de oostzijde van de strandwal is de strandvlakte vrijwel geheel bedekt met veen (max 1-2 meter). Een smalle uitloper van het strandwalsysteem steekt plaatselijk door de veenlaag op de strandvlakte heen. Dit zijn oostelijk gelegen oudere strandwallen (In Waarderpolder en Zuiderpolder), nog verder oostelijk ligt buiten Haarlem de oudste strandwal van dit gebied (Strandwal van Spaarnwoude, 5200 BP). De duinen aan de westzijde van Haarlem reiken tot ca.30 meter hoogte
Het veenweidegebied bestaat uit uitgestrekte graslanden op veengrond. Het veenweidegebied is vanaf de 10e eeuw na Chr. in cultuur gebracht. In oorspronkelijk hooggelegen veenkussens die ver boven het zeeniveau uitstaken, werden slotenstelsels aangelegd die vrij konden afwateren op de veenstroompjes en rivieren. Aanvankelijke waren de ontgonnen veengronden in gebruik als bouwland. Door ontwatering en oxidatie daalde het veen en kwam het maaiveld uiteindelijk beneden het peil van de rivieren te liggen en veranderde het landgebruik noodgedwongen in grasland. Vanaf dat moment werden de veengebieden met kaden en dijken beschermd en als polder ingericht en beheerd. Het maaiveld van het veenweidegebied ligt, afhankelijk van waar men zich bevindt, op circa +1 tot -2 m. t.o.v. NAP
In de uiterste noordoosthoek ligt klei op de strandvlakte en/of oudere mariene afzettingen. De klei heeft een diepte van maximaal enkele decimeters.
Het Spaarne vormde oorspronkelijk een verbinding tussen het Haarlemmermeer en het IJ. In de 13e eeuw werd bij de uitmonding op het IJ een dam met spuisluizen in het Spaarne gelegd als onderdeel van de Spaarndammerdijk. Na het droogmaken van de Haarlemmermeer (1852) is het Spaarne een zijarm geworden van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder
Droogmakerijen zijn bekend vanwege hun sterk rationele en symmetrische blokverkaveling. De droogmakerij Haarlemmermeer is een drooggelegd meer in het veen, ontstaan door golfafslag van veen in de turfwinninggebieden van de Haarlemmers. De toenemende grootte van het meer vormde op den duur een bedreiging voor de Middeleeuwse bewoners van de aangrenzende veengebieden. Het maaiveld van de Haarlemmermeer ligt op circa 5 m onder NAP. De bodem van de Haarlemmermeer bestaat uit oude zeeafzettingen van klei en zand. Langs de randen komen bodems met restanten van verslagen veen en bagger voor. Er zijn diverse dorpjes uit het veengebied door erosie verdwenen in het Haarlemmermeer.
Culemborg stadsgenese met ondergrond en kwel
Het zandlichaam van de strandwal loopt in de ondergrond door tot ca. 7 –m NAP. Op een diepte van 25 meter en meer ligt een dikke zandlaag. Die is er in de laatste IJstijd neergelegd door twee rivieren, de Rijn en de Maas.
Haarlem lag na de ijstijd onder de zeespiegel. In die tijd is door de zee een dik pakket van klei en modder neergelegd, afgewisseld met soms forse zandlenzen.
Het grondwater staat in Haarlem onder invloed van in het duingebied infiltrerend regenwater. De zee speelt daardoor in Haarlem geen rol. Zoet water is lichter dan zout en daardoor is er een enorme zoetwaterlens onder duinen (vandaar de eeuwenlange grondwaterwinningen).
Verder op, in de Haarlemmermeer, zit zout water vlak onder de oppervlakte. Ondanks de kleilaag komt ook hier zout grondwater aan de oppervlakte. Dit gebeurt vooral op plekken waar grote of kleine zandlenzen in de klei aanwezig zijn.
Langs de binnenduinrand komt zoet grondwater uit de hoge duinen naar de oppervlakte. Dat vult de duinrellen en de meertjes aan de binnenkant van de duinen met zoet water.
Impressies van het landschapstype rivierengebied
Portfolio with an id of "impressie-rivierengebied" is not defined.