Amersfoort

Amersfoort is in de middeleeuwen ontstaan bij een doorwaadbare plek (voorde) in de Eem, op de overgang van de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug, het dekzandlandschap met beekdalen van de Gelderse Vallei die hier samenkomen, en het laagveengebied van polder Eemland. Landwegen van Utrecht naar het noorden en oosten kruisten op deze plaats de rivier. Op deze strategische plek vestigde de Bisschop van Utrecht in de 12e eeuw een hof. De nederzetting kreeg in 1259 stadsrechten.

Vanaf 1830 werden de stadsmuren geslecht en ontstond rondom de stad een parkachtige wandelzone langs het water, met resten van stadsmuren en torens. Na aanleg van de spoorwegen groeide de stad buiten de oorspronkelijke contouren. Eerst langs de uitvalswegen naar alle richtingen; daarna ook in tussengelegen delen. Na de oorlog werd de sprong over het Valleikanaal gemaakt met een serie grote woonwijken. In 1981 kreeg Amersfoort de status van groeistad en breidde de stad zich uit in een nog hoger tempo verder naar het noorden.

De drie afbeeldingen tonen een 3D-doorsnede van stad en omgeving:

  1. de topografische kaart van de huidige situatie, voor de herkenbaarheid.
  2. de kaart rond 1900, met de bebouwing, waterlopen en bodem aan de oppervlakte en de lagen in de ondergrond tot 30 meter diepte. De ‘gehechte stad’ heeft een logische plek in het natuurlijke systeem.
  3. de kaart van 2018, met daarin de aanhechtingen van de stad tot 1980, waarbij de logische relatie met het natuurlijke systeem meer en meer wordt losgelaten, en de ‘onthechte stadsuitbreidingen’ tot 2018, waarbij er nauwelijks meer sprake is van een logische relatie met het natuurlijke systeem.